Wie ooit in Spanje, en dan vooral in Andalusië, een religieus feest kon bij­wo­nen, weet dat de grens tussen het religieuze en het pro­fane er moeil­ijk te trekken is. De uit­bundi­ge emoties bij een pro­cessie of een passievier­ing ver­schillen er nauwelijks van de uit­ge­laten­heid bij een huwelijks­ of oogst­feest. Muziek, dans en the­ater zijn vaste ingrediënten. 

Het genre waarin al die facetten bij uit­stek aan bod komen is dat van de ensal­adas, homo­fone quodli­bets die heel pop­u­lair waren in Spanje. Quodlibet” betekent wat je maar wil”, en dat wordt in deze com­posi­ties ook let­ter­lijk genomen. De werken zijn een patch­work van bek­ende melodieën en tek­sten in ver­schil­lende zuider­se tal­en en dialecten, met ver­rassende spe­cial effects als klankn­a­bootsin­gen, woord­spelin­gen en betekenis­loze klanken. De tek­sten bevat­ten veel humor maar ook passie en dra­matiek, en hebben vaak een onderliggende bood­schap. De 16e­eeuwse com­pon­ist Mateo Flecha bracht het recept van de ensal­a­da als muziek­drama­tisch genre tot een hoogtepunt. Hij schreef tien ensal­adas, waar­van we van­mid­dag La bom­ba horen. 

Leonardo García Alarcón bouwt het pro­gram­ma van van­daag op als één grote ensal­a­da. Wiegeliederen, liefdesliederen, stri­jd­liederen, rouwgezan­gen en muziek voor chris­telijke hoogda­gen gaan moeit­eloos in elka­ar over. Alle sti­jlen en vor­men – van volks tot geleerd – wor­den tot één groot feest gemaakt. Bovendien wordt er duchtig heen en weer gereisd tussen de 16e en de 18e eeuw. De Spaanse barokcom­pon­is­ten die van­daag aan bod komen, vor­men een al even bont alle­gaart­je. De voor moord vero­ordeelde José Marin was een van de belan­grijk­ste com­pon­is­ten in het genre van de tonos humanos, seculiere pas­sionele liederen uit het 17e­eeuwse Spanje en Portugal. 

Zijn werk kreeg navol­ging bij com­pon­is­ten als Gaspar Fernandes, Tomás de Torrejón y Velazco en Francisco Valls, die van­daag aan bod komen. De invloed van de Spaanse barokcom­pon­is­ten over­steeg de lands gren­zen ver. Kolonisten ver­sprei­d­den hun werk in de Nieuwe Wereld en som­mige com­pon­is­ten werk­ten ook zelf een tijd­je in Latijns­Amerika. Tomás de Torrejón y Velazco schopte het zelfs tot koormeester aan de kathe­draal van de Peruviaanse hoofd­stad Lima. 

Omgekeerd had het con­tact tussen cul­turen ook invloed op de muziek in Spanje. Componisten raak­ten onder de indruk van de rit­mis­che com­plex­iteit van de tra­di­tionele Latijns­Amerikaanse muziek. Mateo Romero was de laat­ste Vlaamse kapelmeester van de beroemde Capilla Flamenca aan het Habsburgs­Bourgondische hof. Terwijl zijn wulpse Romerico flori­do nog ref­er­eert aan de Spaanse fla­men­co­tra­di­tie, haalt hij bij Ay, qué me muero de zelos, inspi­ratie uit de Zuid­Amerikaanse zam­ba, een trage Argentijnse dans in driekwartsmaat. 

Sebastian Duron was dan weer de belan­grijk­ste the­ater­com­pon­ist van de Spaanse barok. Terwijl hij ook geestelijke muziek com­poneerde, was zarzuela zijn spe­cialiteit: een lyrische dra­ma­vorm die zang, dans en voor­dracht com­bi­neert. La guer­ra de los gigantes, waaruit we hier enkele delen horen, is een voor­lop­er van de zarzuela-tra­di­tie die zich lat­er tot in Cuba pop­u­lair maakte. 

Voor Leonardo García Alarcón evo­ceert dit pro­gram­ma een ver­loren gewaande wereld waar de open dialoog tussen ver­schil­lende cul­turen vanzelf­sprek­end is. 

Tomas Bisschop

Ensaladas

  • Orgel, spinet & muzikale leiding: Leonardo García Alarcón
  • Ensemble: Cappella Mediterraea