Keizer Frederik de Grote was waarschi­jn­lijk met stomheid ges­la­gen toen Johann Sebastian Bach hem moeit­eloos een con­tra­pun­tis­che impro­visatie voorschotelde op een zelfge­com­poneerd the­ma. Bach zou de melodie van de Pruisische kon­ing datzelfde jaar ver­w­erken tot het Musikalisches Opfer, de par­el aan de kroon van het barokke con­tra­punt. In een inge­nieus radar­w­erk van twee ricer­cars, een triosonate en niet min­der dan tien canons toont Bach zich een mon­u­men­tale com­pon­ist, die het hoogtepunt en terzelfder­ti­jd het einde van de barok inlu­idt. Balancerend tussen een oude barokke en een nieuwe galante wereld, geven Jean-Luc Ho en Le Petit Trianon gestalte aan deze muzikale tran­si­tie door het vertrouwde klavec­im­bel af te wis­se­len met de toen vernieuwende klanken van de Silbermann-pianoforte.

Een goddelijke constructie

Bachs Musikalisches Opfer

  • Muzikale leiding, pianoforte en klavecimbel: Jean-Luc Ho (FR)
  • Ensemble: Le Petit Trianon (CH)