Delirio Amoroso
“Het is erg om misleid te worden, maar veel erger nog is het om niet misleid te worden. Het geluk van de mensen wordt niet door feiten, maar door verbeelding bepaald.” Desiderius Erasmus, Lof der Zotheid
De Spaanse auteur Miguel de Cervantes, die precies 400 jaar geleden overleed, creëerde in zijn roman El ingenioso hidalgo Don Quijote de La Mancha de onsterfelijke “ridder van de droevige figuur”. Verbeelding troef in dit meesterlijke verhaal: Don Quichot waant zich een ridder en draagt de adellijke moraal hoog in het vaandel. Hij doolt door het land en verricht “grootse daden”. Hij vecht met reuzen die windmolens blijken te zijn, met een leger van schapen en met monniken die hij voor tovenaars aanziet. Bovendien eert hij een hoertje als adellijke prinses. Zijn knecht Sancho Panza staat wel met beide voeten op de grond. Hij ontmaskert deze heldendaden één voor één en probeert Don Quichot zijn dwaasheden te doen inzien. Wanneer de dolende edelman opnieuw bij zinnen komt, lijkt hij echter ongelukkiger te zijn dan voordien. Cervantes’ Don Quijote kan in die zin beschouwd worden als een 17eeeuwse variant in romanvorm op Erasmus’ Lof der Zotheid. Beide auteurs laten uitschijnen dat enkel dwaasheid enig soelaas kan bieden in dit aardse bestaan.
Georg Philipp Telemann liet zich voor twee werken door Cervantes inspireren: een kleine opera, Don Quichotte auf der Hochzeit des Camacho, en een suite voor strijkers. Orkestrale suites zijn het kroondomein van Telemann. Geen enkele barokcomponist schreef er meer en Telemanns zin voor variatie en experiment in het genre is absoluut verbluffend. De Burlesque de Quixotte is een programmatische suite met humoristische inslag. Het werk opent met een traditionele Franse ouverture met komische, glijdende figuren. Nadien volgen scènes die Don Quichots avonturen illustreren. De hispaniserende klanken in ‘Le réveil de Quichotte’ schilderen meteen het geografische décor. Daarna wordt de meest beroemde passage uit de roman verklankt: Don Quichots gevecht met de windmolens. In het karakter stukje ‘Ses soupirs amoureux après la Princesse Dulcinée’ komt in bijna alle maten, als een muzikale hyperbool, een dalende zuchtfiguur voor. Ook Rosinante, Don Quichots paard, Sancho Panza en zijn ezel passeren de revue. Met de finale ‘Le couché de Quichotte’ maakt Telemann de cirkel tussen ontwaken en inslapen van de edelman rond. Zijn slaap is echter allesbehalve rustig: Don Quichot droomt verder over zijn tumultueuze avonturen. De grens tussen droom en werkelijkheid vervaagt of, zoals de Spaanse dramaturg Pedro Calderón de la Barca het drie decennia later zou uitdrukken: “La vida es sueño”; “Het leven is een (bedrieglijke) droom”. En vice versa…
Realiteit en droom raken compleet met elkaar verweven in de schitterende solocantate Delirio amoroso, die de jonge Händel in het voorjaar van 1707 schreef in Rome. In dit “amoureuze delirium” valt de nimf Chloris ten prooi aan zinsverbijstering nadat haar geliefde Thyrsis het leven liet. Ze verbeeldt zich dat Thyrsis in het dodenrijk gestraft wordt omdat hij haar liefde niet beantwoordde, en besluit om hem te redden. Eenmaal in de onderwereld wordt ze echter opnieuw geconfronteerd met Thyrsis’ afwijzingen. In de prachtige aria ‘Per te lasciai la luce’ verwijt Chloris hem zijn koele houding. Haar ergernis is aanvankelijk groot, maar uiteindelijk wil de nimf haar geliefde toch redden en brengt ze hem naar de Elyseïsche velden, waar de gelukzaligen vertoeven. Na zoveel wisselende houdingen en
ongerijmd heden eigen aan een (dag)droom vond de librettist, Benedetto Pamphili, het nodig om ons er in een kort recitatief aan te herinneren dat het hele verhaal zich in het hoofd van Chloris afspeelde.
Wat gebeurt er als de beste violistcomponist van zijn tijd zich door geen enkele technische bezorgdheid laat afremmen en zijn verbeelding de vrije loop laat? Het resultaat zou Vivaldi’s vioolconcerto Il Grosso Mogul kunnen zijn. De titel verwijst vermoedelijk naar het hof van de Indische vorst Akbar, met wie Venetië destijds handelscontacten onderhield. Het concerto is een aaneenschakeling van briljante, uiterst virtuoze passages en cadensen waarmee Vivaldi de grenzen van het violistiek haalbare ver verlegt. Vooral het middendeel is halsbrekend met zijn lange en anachronistische, zigeunerachtige passages.
Ook in Shakespeares A Midsummer Night’s Dream en Purcells semiopera The Fairy Queen, die erop gebaseerd is, versmelten droom en werkelijkheid tot een onontwarbaar kluwen. Shakespeare plaatst de ervaringen van jonge geliefden tegenover de amoureuze perikelen van ijle sprookjes wezens. Het décor is de natuur, die wel vertrouwd lijkt maar net tijdens die korte midzomernacht betoverd wordt. Het hele verhaal baadt in een zilveren maanlicht dat alle ervaringen magisch en irreëel maakt.
Koen Uvin
Delirio Amoroso
- Muzikale leiding, orgel* & klavecimbel: Jonathan Cohen
- Sopraan: Louise Alder
- Viool: Sophie Gent
- Ensemble: Arcagelo