Forth from my dark and dis­mal cell, Or from the deep abyss of Hell, Mad Tom is come to view the world again, To see if he can cure his distemper’d brain.” 

Zo begint een van de pop­u­lairste bal­lads uit het 17e­eeuwse Engeland. Aan het woord is Tom o’ Bedlam”, de belicham­ing van een dak­ en haveloze gek”, ver­noemd naar de oud­ste psy­chi­a­trische instelling van Europa. Het Londense Bethlem Hospital ontstond in 1247, toen de pri­or­ij van St Mary of Bethlem” onbe­mid­delde zieken begon te ver­zor­gen op de site van het huidi­ge Liverpool Street Station. Gaandeweg spe­cialiseer­den de mon­niken zich in de behan­del­ing van psy­chi­a­trische patiën­ten. De poor lunatics of Bedlam”, zoals ze des­ti­jds bek­end ston­den, vol­gden een régime van iso­latie, religieuze oefen­ing en lichamelijke ingrepen van divers (en vaak bedenke­lijk) allooi. 

Het reilen en zeilen in Bethlem Hospital – dat in 1676 ver­huis­de naar Moorfields – is uit­ge­breid gedoc­u­menteerd. Ook in de kun­sten nam de instelling iconis­che pro­por­ties aan: Bedlam” werd een sym­bool van waanzin en melan­cholie. In The Rake’s Progress, een reeks spot­prenten van William Hogarth, is Bedlam de laat­ste lev­en­shalte van een wegk­wi­j­nende zon­daar. Maar de Bedlamites en hun lot­gevallen fig­ur­eren ook in tal­loze Engelse toneel­stukken en liederen. 

Vooral in de 17e eeuw was de zoge­naamde mad song” razend pop­u­lair. Het genre nam ver­schil­lende gedaan­ten aan, zoals de musi­ci van Tictactus bewi­jzen. Hun pro­gram­ma opent met een pret­tig gesto­orde catch van 

John Blow, waarin de canon­stem­men vol­houden dat vrouwen hun man­nen tot drankzucht en waanzin dri­jven. Vervolgens ont­moet John Coperario’s Tom o’ Bedlam’ zijn anon­ieme, strofis­che tegen­hang­er Mad Maudlin’. 

Dat de mad song hoogtij vierde in het the­ater, hoeft niet te ver­won­deren. Op het Engelse toneel mocht­en alledaagse, menselijke per­son­ages immers zelden zin­gen. Muziek was voor­be­houden aan goden, geesten, tove­naars, hek­sen en andere fig­uren uit de boven­natu­urlijke sfeer. Ook zinsver­bi­js­ter­ing gold als een val­a­bel excu­us, vooral wan­neer die voortk­wam uit een onbeant­wo­orde liefde. Dat verk­laart het rijke reper­toire van 17e­eeuwse the­ater­songs die afdalen in de diep­ste krocht­en van de menselijke psyche.

Tictactus selecteert enkele solo’s en dialo­gen uit toneel­stukken als Thomas Durfey’s Don Quixote en The Richmond Heiress, en Thomas Southernes The Maid’s Last Prayer. In deze uit­ge­brei­de mad scenes vallen per­son­ages ten prooi aan (al dan niet geveins­de) waanzin. Hun extreme mood swings en hal­lu­ci­naties waren gefun­denes Fressen voor Henry Purcell en zijn collega’s, die declam­a­torische en lyrische sti­jlen afwis­selden en zich uitleef­den in abrupte metrumwis­sels, onverwachte dis­so­nan­ten, gefrag­menteerde melodieën en expressieve woordschildering. 

Na zo veel emotie kan alleen de onver­stoor­bare basli­jn van Purcells grounds soe­laas bren­gen. Oh Solitude’, op een tekst van Katherine Philips, bez­ingt de bit­ter­zoete smaak van een­za­amheid. En in Music for a While’, een song uit Oedipus van John Dryden en Nathaniel Lee, biedt muziek een tijdelijk anti­do­tum tegen zor­gen en verdriet. 

Katherina Lindekens

Mad Songs

  • Ensemble: Tictactus