Aan het begin van de 17e eeuw brak­en Italiaanse com­pon­is­ten rad­i­caal met het muzikale verleden. De poly­fone opeen­stapel­ing van gelijk­waardi­ge stem­men maak­te plaats voor een nieuwe sti­jl: de sec­on­da prat­i­ca. Zangers en instru­men­tal­is­ten onder­schei­d­den zich en de indi­vidu­ele expressie kwam op de eerste plaats. Om extreme emoties te kun­nen verk­lanken, ging men com­poneren voor vir­tuoze solis­ten. Marco Mencoboni selecteerde voor dit con­cert een reeks solo­madri­galen en duet­ten van com­pon­is­ten die een belan­grijke rol speelden in de ontwik­kel­ing van die sec­on­da prat­i­ca. De com­posi­ties wor­den ver­w­even tot een fic­tief liefdesver­haal, als ode aan de com­me­dia dell’arte.

De com­me­dia dell’arte was een pop­u­laire toneelvorm in het Italië van de 16e tot 18e eeuw. Ze ontstond als reac­tie op de zoge­naamde geleerde kome­die” die aan het hof werd opgevo­erd en had een volkser karak­ter. Improvisatie stond cen­traal, zow­el in de ontwik­kel­ing van de plot als bij de han­delin­gen van de acteurs. Muziek, dans, mime, acro­batie en vooral veel humor waren vaste ingrediën­ten van het spek­takel. Arlecchino en Colombina, twee beroemde pro­tag­o­nis­ten uit dit genre, staan ook van­daag centraal. 

Het ver­haal dat zich deze namid­dag ontspint, begint wan­neer het welopgevoede dien­st­meis­je Colombina beseft dat haar aan­bid­der, de naïeve stalknecht Arlecchino, toch geen betrouw­bare par­tij voor haar is. Er ontstaat een spel van aantrekken en afs­toten, van uitda­gen en ver­lei­den dat weerklinkt in liederen vol erotiek en (geveinsd) ver­dri­et. Uiteraard zegeviert uitein­delijk de ware liefde. 

Op Claudio Monteverdi’s Bel pas­tor’ na, horen we vooral werken van min­der bek­ende com­pon­is­ten uit het begin van de 17e eeuw. Giovanni Felice Sances was behalve com­pon­ist ook een getal­en­teerde zanger. Tijdens zijn jonge jaren schreef hij bij­na exclusief wereldlijke muziek. In 1636 trad hij in dienst van de Weense keiz­er voor wie hij als hofkapelmeester gedurende meer dan 40 jaar hoofdza­ke­lijk religieus reper­toire com­poneerde. Bartolomeo Barbarino werd vooral beroemd omwille van zijn uit­zon­der­lijke contratenorstem. 

Als com­pon­ist leverde hij een belan­grijke bij­drage aan de ontwik­kel­ing van het solo­madri­gaal. De in Palermo geboren Sigismondo d’India bek­leed­de ver­schil­lende vooraanstaande posi­ties in de entourage van de Medici’s, maar werk­te ook in opdracht van de paus. Zijn solo­madri­galen getu­igen van veel orig­i­naliteit, vooral in de expressieve behan­del­ing van de tekst. Tarquinio Merula was organ­ist, vio­list en com­pon­ist van zow­el religieus als wereldlijk reper­toire. Hij werk­te enige tijd in dienst van de Poolse vorst Sigismond III, maar keerde op 30­jarige leefti­jd terug naar zijn geboortes­tad Cremona. Terwijl zijn religieuze werken in de extraverte Venetiaanse sti­jl gecom­poneerd zijn, behoren zijn pro­fane monodieën tot de meest sub­tiele voor­beelden van het genre. Bellerofonte Castaldi was een van de kleur­rijk­ste fig­uren van zijn tijd en leverde vooral belan­grijke bij­dra­gen aan het luit­ en teor­bereper­toire. Zijn vocale oeu­vre beperkt zich tot één uitgave. 

Tomas Bisschop

Arlecchino Innamorato

  • Ensemble: Cantar Lontano