Divine Madness gaat op zoek naar gemeen­schap­pelijke grond tussen de wereld van de Engelse renais­sance en die van het Arabische soe­fisme. In klanken en res­o­nanties, in tek­sten en thema’s, maar bove­nal ook in één gemeen­schap­pelijke emo­tionele grond­toon: de melancholie. 

De zoek­tocht begint bij de oor­sprong. De Engelse dichter Ben Jonson beschri­jft in So Beauty on the Waters Stood de schep­ping als een schei­d­ing: water werd geschei­den van land en de lucht werd van het vuur geschei­den. En uitein­delijk ook de mens van god. Ook Jalalu’ddin Rumi’s bek­ende tekst over de riet­fluit ver­haalt van een schep­ping: de riet­fluit kon alleen maar wor­den” door te schei­den van het riet. Ziehier de pre­misse van zow­el het soe­fisme als de inspired melan­choly die in de mode was tij­dens de regeer­pe­ri­ode van Elizabeth I: het lev­en is van heimwee door­drenkt. Geen enkele com­pon­ist verk­lank­te beter het zoete onbe­ha­gen dat met de melan­cholie gepaard gaat dan John Dowland. 

In het aardse bestaan vin­dt de melan­cholie haar par­al­lel in de onmo­gelijkheid van een volkomen liefde. Hero en Leander wonen elk aan een kant van de Hellespont: het water tussen hen bei­den is let­ter­lijk te diep. Zij zullen elka­ar nooit bereiken. Het mooie gedicht van Christopher Marlowe hierover werd in 1628 door Nicholas Lanier op muziek gezet. In Il nous man­quait un présent, een tekst van de heden­daagse Palestijnse dichter Mahmood Darwish, is het water eve­neens te diep: de afs­tand tussen twee cul­turen en de onmo­gelijkheid om elka­ar over die gren­zen heen hele­maal te verstaan. 

Ook de nacht is een belan­grijk sym­bool van de geïn­spireerde melan­cholie. Waar het licht van de dag alles een helder omli­jnd aanzien geeft, is de wereld van de nacht vaag en duis­ter. De dag staat in veel tek­sten sym­bool voor de ijdele, mater­iële geneugten van een ver­ganke­lijke wereld; de nacht voor het spir­ituele. Wie zich wil ver­hef­fen, kiest voor de nacht. Sterf vooraleer je sterft”, zeggen de soe­fis­ten. Want alleen in het ster­ven komt de ken­nis. En zegt niet een ander adag­ium dat wie wil filosofer­en, wie de wijsheid wil min­nen, de kun­st van het ster­ven moet leren? In dark­ness let me dwell”, omdat alleen in het licht van de dood het lev­en en de wereld hun ware con­touren tonen. 

In Divine Madness ont­plooit zich aldus een wereld van metaforen die elka­ar zijdel­ings rak­en en beïn­vloe­den. Rond dit alles com­poneerde Thomas Smetryns een heden­daagse visie op de melan­cholie. 3 Songs of Sighs and Tears voegt een nieuwe tijd­slaag aan dit web van rem­i­nis­cen­ties toe. Smetryns liet zich immers inspir­eren door de melan­cholis­che lev­en­shoud­ing van de 19e­eeuwse pre­rafaëli­eten, een selecte club Britse kun­ste­naars die zich afzetten tegen het acad­emisme in de kun­st en die wilden terugk­eren naar de ver­meende een­voud van de mid­deleeuwen en de renais­sance. Smetryns koos voor zijn liederen diep weemoedi­ge tek­sten van Christina Rossetti, zijdel­ings betrokken bij de club van de pre­rafaëli­eten, en Alfred Lord Tennyson, wiens poëzie voor die Britse club een bron van inspi­ratie vormde. 

Naar een tekst van Annemarie Peeters

Divine Madness

  • Ensemble: Imago Mundi